Formulering

30 november 2015 15:00

Twee weken geleden begon ik met bloggen aan de hand van zinnen die ik tegen ben gekomen in teksten van studenten. Door deze te noteren en te analyseren kun je een kijkje nemen in het hoofd van je studenten en begrijpen waarom bepaalde fouten gemaakt worden. Dit helpt vervolgens om in gesprek te gaan met een student over de gemaakte fouten en om op die manier niet alleen aan taalvaardigheid, maar ook aan denkvaardigheden te werken. Ik doe dit al enkele jaren en de komende weken wil ik graag inzoomen op de typen fouten die ik zoal tegenkom in de klas. Vandaag: formulering.

Formulering heeft niet zoveel te maken met de grammaticale correctheid van zinnen (zinsbouw), maar meer met passendheid, begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid van zinnen. Dit maakt het niet altijd eenvoudig om een tekst hierop te beoordelen: over een spelfout bestaat vrijwel geen discussie (gebruiken we het groene of het witte boekje?), maar formulering is voor een deel een kwestie van smaak. Ik krijg de indruk dat veel docenten hier hun handen dus niet aan willen branden en het laten bij het wijzen op een naamwoordconstructie, een passieve zin of een tautologie. Ik schrik daarom weleens van studenten die een zakelijke brief schrijven alsof ze zich richten tot hun buurvrouw.

Spreektaal – Helaas ben ik naast mijn blijheid ook teleurgesteld.
Met veel zinnen is niets mis, behalve dat ze totaal niet bij de doelgroep van de tekst passen. Ik zie veel studenten die precies zo schrijven zoals te praten en dat kan helaas niet op het hbo. Ik zal met veel plezier stage komen lopen en niet afdwalen met mijn hoofd.

Gaan – Als dat wel gebeurt gaan er een hoop partijen niet blij zijn.
Deze variant van spreektalig taalgebruik kom ik regelmatig tegen. Vaak kan het woord ‘gaan’ gewoon weggelaten worden en soms kan het beter vervangen worden door ‘zullen’. Toen ik een paar jaar geleden in Marokko woonde, leerde ik op een gegeven moment dat de toekomende tijd in het Marokkaans-Arabisch aangeduid wordt met ‘ga’ en ik vermoedde hier een verband met bovenstaande ontwikkeling. Later werd dit in een onderzoek – ik weet helaas niet meer van wie – bevestigd.

Vaag en omslachtig – Na het lezen van een bepaald stukje krant over ICT besloot ik deze brief te schrijven.
Wat wil je nu precies zeggen? En waarom zeg je dát dan niet gewoon? Vaag en omslachtig taalgebruik maakt een tekst moeilijk leesbaar. Mijn theorie is dat het veroorzaakt wordt door een minimum aantal woorden te eisen bij een schrijfproduct. Studenten gaan dan constructies bedenken waarbij ze veel woorden kunnen gebruiken. Soms is het ook gewoon een kwestie van onzorgvuldigheid: Ook komt dit door het feit dat de senioren niet meer komen in verband met overlijden of andere lichamelijke gebreken.

Wat te doen?
Studenten weten altijd mooie termen als ‘contaminatie’ en ‘pleonasme’ te noemen zonder dat ze zich nog herinneren waar die termen ook alweer voor stonden. Dan schieten we dus ons doel voorbij. Vaak weten ze heel goed welke zin ze aantrekkelijker vinden en welke tekst lastiger is om te lezen en goed te begrijpen, zonder al die theoretische begrippen. Daar speel ik dus graag op in. Geen theorie als dat niet nodig is, maar gewoon een zin herschrijven als je hem niet lekker vindt lezen. Al pratend met studenten, merk ik soms ook dat ze de indruk hebben erg ambtelijk te moeten schrijven om een tekst zakelijk te maken. De middenweg tussen te spreektalig en te archaïsch is lastig te vinden, maar het kan helpen om studenten veel teksten te laten lezen en aan te laten geven waarom ze een bepaalde tekst wel goed vinden en waarom niet. Dit kunnen ze ook bij elkaars teksten doen. Door zich hieraan te spiegelen (schrijven is soms ook gewoon imiteren) verandert er al veel ten goede.