Feedback geven en ontvangen

21 maart 2016 15:00

Tijdens onze lessen doorlopen we met de studenten eigenlijk steeds een cyclus om ervoor te zorgen dat hun teksten steeds beter worden. Een paar weken geleden beschreef ik deze cyclus en begon ik met het delen van enkele werkvormen per fase om deze cyclus goed te laten verlopen. Vandaag de derde fase: het geven en ontvangen van feedback.

Tien keer feedback

Bij deze werkvorm wordt de tekst van een student op het digibord getoond en klassikaalbesproken en beoordeeld. Dat is niet niks: het is erg spannend om van tien of twintig studenten feedback te krijgen op je schrijfproduct. Het is dus belangrijk dat een student hier vrijwillig voor kiest en dat ik hem niet dwing. Om ervoor te zorgen dat de feedback gekanaliseerd wordt en de student niet met tien verbeterpunten weg wordt gestuurd, is het aan te raden om de student zelf aan te laten geven op welk(e) punt(en) hij feedback zou willen, bijvoorbeeld structuur, formulering of interpunctie. Hij kan ook vragen stellen aan de groep: Krijg je zin om deze tekst te lezen na het lezen van de inleiding? Is het duidelijk waarom ik voor deze opbouw heb gekozen? Als de groep weet waar ze op moeten letten, zal de feedback waardevoller zijn er wordt er niet met hagel geschoten. Ik rond het liefst af door aan de student te vragen welk advies het meest bruikbaar was.

Leren van andere teksten

Soms neem ik zelf voorbeeldteksten mee naar de les. Dat kan een tekst zijn die verbeterd moet worden, wat de studenten vaak zelfvertrouwen geeft: ik kan dit beter. Er kan echter ook worden gekozen voor een goed voorbeeld, wat als voordeel heeft dat studenten zien wat er van ze wordt verwacht. Ik kan bij het bekijken van zo’n tekst eerst aan studenten vragen wat hun algemene indruk is van de tekst: Komt de boodschap over? Wat wil de schrijver van ons? Vervolgens noemen de studenten punten die verbeterd kunnen worden of die juist goed zijn uitgevoerd. Dit kunnen ze bijvoorbeeld doen met behulp van een beoordelingsmodel. Zo kunnen studenten eerst kijken wat hen opvalt, om vervolgens vast te stellen hoe specifieke punten van het beoordelingsformulier zijn uitgevoerd in de tekst (Zijn er signaalwoorden gebruikt? Hebben alle alinea’s een kernzin en staat die op de juiste plek?). De studenten bestuderen de tekst dus top-down, oftewel van geheel (algemene indruk van de hele tekst) naar delen (specifieke taalonderdelen). Op het moment dat de studenten gericht aan de slag gaan met het beoordelen van de tekst, kijken ze naar een of enkele aspecten tegelijk. Het is namelijk niet motiverend en niet effectief om een ellelang beoordelingsmodel af te werken: liever een paar onderdelen grondig besproken dan alle onderdelen globaal.

Dezelfde werkvorm als hierboven kan ook worden uitgevoerd in tweetallen. De tekst wordt op het digibord of als hand-out getoond en elk tweetal beoordeelt de tekst met behulp van het beoordelingsformulier. Een handige aanpak is de ene helft van de duo’s het beoordelingsformulier van boven naar beneden te laten afwerken en de andere helft van beneden naar boven. Een andere mogelijkheid is om ieder duo naar een bepaald criterium van het beoordelingsformulier te laten kijken. Door met het beoordelingsformulier te werken, leren studenten de deelvaardigheden die horen bij schrijfvaardigheid van elkaar te onderscheiden. Dit kan ze helpen bij het vaststellen van hun eigen leerdoelen. Idealiter kijkt elke student naar een criterium dat hij als leerdoel heeft, zodat hij daarover direct iets kan leren. De docent kan helpen bij het samenstellen van de tweetallen. Nadat studenten de tekst in tweetallen hebben beoordeeld, worden de bevindingen klassikaal besproken.

Peer feedback

De werkvorm in duo’s kan ook worden ingezet als peer feedback. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat peer feedback een positief effect heeft. De interactie met een andere lezer zet de schrijver aan tot reflectie op zijn schrijfproces. Daarmee verwerft de schrijver kennis over zijn eigen schrijfproces. Nog een voordeel van peer feedback geven is dat het studenten helpt bij het ontwikkelen van zelfsturend schrijfgedrag: wanneer een medestudent bijvoorbeeld aangeeft dat de tekst een onduidelijke structuur heeft en dat de tekst daardoor moeilijk leesbaar is, weet de schrijver wat aan zijn tekst veranderd moet worden om zijn doel bij de lezer te bereiken. Studenten leren zowel iets van feedback ontvangen als van feedback geven. Ook is het belangrijk dat interactie plaatsvindt: nadat studenten elkaars tekst hebben beoordeeld, wisselen ze hun bevindingen uit.

Ten slotte kan de docent ervoor kiezen om een of meerdere teksten in groepjes te laten beoordelen. Ieder groepje kan de tekst bijvoorbeeld beoordelen op één aspect van schrijfvaardigheid, zoals coherentie of spelling. De samenstelling van de groepjes kan homogeen (studenten met hetzelfde leerdoel) of heterogeen (studenten met verschillende leerdoelen) zijn. De groepjes kunnen ook twee of meerdere teksten met elkaar vergelijken op een bepaald criterium, bijvoorbeeld een tekst op het niveau dat de studenten moeten behalen en een tekst die duidelijk nog onvoldoende is.

Wanneer een student feedback heeft ontvangen op zijn tekst, is het zaak de tekst te herschrijven en de feedback te verwerken. Om ervoor te zorgen dat een volgende tekst nog beter wordt, is het belangrijk dat hij leerdoelen opstelt en hieraan gaat werken. Daarover volgende week meer.

Zie ook: