Digitale aantekeningen versus pen en papier
04 januari 2016 15:00
Ik probeer elk blok nieuwe werkvormen uit met mijn studenten. Ze mogen zelf aangeven of ze het een succes vinden of niet en dan sneuvelt een werkvorm of voeg ik hem toe aan mijn gereedschapskist vol werkvormen en andere verrassingen. Zoals ik eerder schreef, ben ik ook gek op digitale werkvormen. Dit blok ben ik echter tijdelijk van dat geloof afgevallen en sneuvelden er behoorlijk wat bomen.
Het begon tijdens onze startvergadering aan het begin van het blok waar een van de docenten aangaf dat ze de studenten stimuleert om hun telefoon en laptop helemaal weg te doen in haar les. Dat is geen nieuws: facebookende studenten zijn nu eenmaal met heel andere dingen bezig dan met een les Nederlands. Zelf ben ik hier niet zo streng in; in het hbo vind ik opletten en hard werken ook een beetje je eigen verantwoordelijkheid en bovendien zijn er ook nog een heleboel nuttige apps die wél bijdragen aan het leerproces.
Mijn collega vertelde ons echter dat studenten die met een laptop voor hun neus zitten minder onthouden van een les. Dat heeft niet alleen te maken met potentiële afleiding, maar ook met het feit dat studenten vaak alles letterlijk overtypen van wat er verteld wordt in een les. Er vindt geen selectie van informatie plaats en de student pas geen strategieën toe om een lang verhaal in te korten tot een hapklare brok informatie. Ik staarde naar mijn eigen tablet vol aantekeningen en bedacht dat ze waarschijnlijk wel een punt had. Ik lees mijn eigen aantekeningen vaak niet eens meer door, omdat het er zoveel zijn. Daarnaast kost het op een laptop of tablet aanzienlijk meer moeite om schema’s uit te tekenen, met pijlen te werken en belangrijke begrippen te markeren. Tot slot heb ik zelfs weleens gehoord dat je door de combinatie van zintuigelijke waarnemingen (voelen en ruiken van papier, vasthouden van een pen, voelen en zien hoe de letters gevormd zijn) informatie beter tot je neemt. Dit alles vertelde mijn collega ook aan haar studenten en veel van hen klapten vrijwillig de laptop dicht.
En ja hoor, ik begon het blok weer met een notitieboekje (we hebben voor de kerstvakantie zelfs Taalprofnotitieboekjes cadeau gedaan aan onze docenten) en met uitgeschreven lesplannen, in plaats van uitgetypte. Ik ga weer los met gekleurde pennen en pijlen en noteer alleen nog het hoogstnoodzakelijke. Mijn goede voornemen voor 2015 was papierloos worden en dat ging ontzettend goed, maar in 2016 stap ik er toch weer vanaf, alle dode bomen ten spijt.
Ik ben niet de enige: de verkoop van e-books loopt terug, mijn studenten kopen steevast papieren boeken, de notitieboekjes worden steeds mooier en deze vakantie liet iemand me zelfs een pen zien waarmee je ouderwets op (speciaal) papier schrijft en die de aantekeningen vervolgens omzet in digitale notities. Er wordt geïnvesteerd in ict in het onderwijs, maar leerlingen en studenten geven aan liever te lezen van papier en afgeleid te worden door alle mogelijkheden van een tablet. Een lerares geeft zelfs aan dat kinderen slechter zijn gaan schrijven door het gebruik van tablets en veel oppervlakkiger lezen (Marilse Eerkens, Ict in de klas. Zo werkt het wél, De Correspondent, 10 november 2015).
De vraag is dan: is ict dus slecht of wordt het gewoon verkeerd gebruikt? Wat ik merk als ik ‘papieren’ werkvormen gebruik in de klas, is dat studenten écht gaan samenwerken. Ik leg bijvoorbeeld vijf verschillende zinnen op vijf tafels met een stapeltje boeken erbij en een paar post-its. De studenten vormen groepen en moeten deze zinnen verbeteren met elkaar en er mag per groepje maar een post-it met een herschreven zin op de tafel geplakt worden. Ze moeten het dus eens worden met elkaar en hiervoor kunnen ze de naslagwerken gebruiken. Zijn ze klaar, dan lopen ze met hun groepje naar de volgende tafel. Het levert veel overleg op en volledige focus op de opdracht. Wanneer de studenten in ronde twee mogen stemmen op de herschreven zin die ze het best vinden, merk ik aan de discussies dat hun kennis in drie kwartier al toegenomen is. We bespreken klassikaal de laatste struikelblokken en vragen en ook dan merk ik aan de vragen dat er diep nagedacht is over de onderwerpen. En bij de evaluatie merk ik: ze vinden het leuk én heel nuttig!
Dit kan ik digitaal doen met een website als Stickymoose, maar dan moet ik heel goed nadenken over een aantal vragen:
- Hoe zorg ik dat de studenten samenwerken? Ik ben er namelijk van overtuigd dat er zonder de discussie en het met elkaar eens móeten worden, minder geleerd wordt.
- Hoe zorg ik dat de studenten bewegen? Beweging tijdens de les is goed en maakt de studenten veel actiever dan wanneer ze voor hun laptop hangen.
- Hoe zorg ik dat ze niet afgeleid worden? Met een zin, een paar post-its en een stapel boeken kan je nu eenmaal niet veel spannenders doen dan gewoon de opdracht uitvoeren.
Ik weet zeker dat er een antwoord op deze vragen te vinden is, maar waarom moeilijk doen als mijn huidige werkvorm zo effectief is en ook nog leuk gevonden wordt? En dit is nu precies de crux van digitale leermiddelen, stelt ook Eerkens: we moeten geen ict gebruiken omdat we iets met ict moeten, maar omdat het echt het leerrendement vergroot en daarom moeten we heel goed nadenken over hoe we ict gebruiken. Zodoende lijkt een app of website ons heel veel fysiek werk uit handen te nemen, maar zonder extra denkwerk van de docent heeft het geen effect.