Biesta in de praktijk

13 juni 2016 15:00

Door Annet Bremen. Zoals Kim al eerder schreef vond recentelijk de spardag van de Taalprof plaats. We kwamen met ons team bijeen om te praten over projecten, financiën en onderwijsvisie. Op voorhand werden samenvattingen van onderwijsvisies gedeeld en werd gevraagd wie over welke visie een presentatie wilde geven. Tussen al dat materiaal zat een interview met onderwijspedagoog Gert Biesta, mét de waarschuwing: 'Behoorlijk taaie kost!'

Maar het interview greep me aan en bleef door mijn hoofd spoken. Wat ik er in las, was een vakoverstijgende visie op onderwijs en hoe dit bij kan dragen aan de vorming van het individu en zijn plek in de maatschappij. Grote idealen, en ik zie mijn studenten maar anderhalf uur per week... Bovendien richt Biesta zich eigenlijk op het basis- en voortgezet onderwijs, terwijl wij werkzaam zijn in het hoger onderwijs. Ik besloot een poging te wagen en begon in zijn boek 'Het prachtige risico van onderwijs'. Op de spardag deelde ik zijn gedachtegoed met mijn collega's. Wat houdt het in? En hoe kan het ons inspireren?

Biesta stelt dat we voor goed onderwijs allereerst de vraag moeten stellen waartoe het dient. Die zin en richting worden bepaald door drie domeinen: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie/subjectivering. Bij kwalificatie gaat het erom dat studenten zich kennis, vaardigheden en competenties eigen maken die nodig zijn voor het kunnen participeren in de samenleving en het functioneren in het beroepsleven. In het domein van de socialisatie worden studenten voorbereid op hun leven als lid van een gemeenschap en maken ze kennis met tradities, omgangsvormen en praktijken. Die kunnen sociaal-politiek zijn, maar ook bijvoorbeeld cultureel of professioneel. Studenten maken kennis met de normen en waarden van het grotere geheel, wat een samenleving kan zijn, maar ook een beroepsveld, organisatie of zelfs de onderwijsinstelling. Betrokkenheid staat voorop: er wordt niet alleen kennisgenomen van het grotere geheel, maar er wordt ook een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van het individu om bewust de keuze te maken om te participeren. Hij wordt uitgenodigd zich niet alleen aan te passen aan de gemeenschap, maar deze ook kritisch te bezien en mede vorm te geven.

In het laatste domein, subjectificatie, staat de vorming van de persoon centraal en de ontwikkeling van zijn eigen identiteit en uniciteit, zijn autonomie en verantwoordelijkheid en het ontdekken van zijn drijfveren en passies. De vragen die daarbij de kern vormen, zijn: wie ben ik, wat kan ik en wie wil ik zijn.

Biesta in de praktijk 01.png

Interessant is dat de domeinen niet strikt gescheiden van elkaar zijn, maar dat ze overlap vertonen. Een docent die in de laatste les voor de toets nog even hamert op alle theorie die de student moet beheersen, floreert op dat moment in het domein van de kwalificatie. Toch kan die aanpak de subjectificatie in de weg zitten, omdat een student ineens onzeker kan worden en kan dichtklappen. Winst in het ene domein kan dus verlies betekenen in het andere domein. Gelukkig kan er soms ook sprake zijn van dubbele winst: wanneer een student zich de vaardigheid eigen maakt om een rapport te schrijven (kwalificatie), leert hij tegelijkertijd normen die van belang zijn voor zijn latere beroep (socialisatie).

Ik heb veel in Biesta's boek onderstreept, maar heb even zo vaak als een soort noodkreet 'Hoe?' in de kantlijn geschreven. Hij belooft ook niet dat hij een praktische handleiding geeft, maar ik verlangde er wel naar tijdens het lezen. Wat doen we aan kwalificatie, socialisatie en subjectificatie? En wat zouden we in een ideale situatie willen doen?

Die vragen legde ik aan mijn collega's voor op de spardag en het resultaat werd een flipover vol post-its, die ons een – soms confronterend, maar vooral inspirerend – overzicht gaf van hoe wij ons tijdens onze lessen tussen deze domeinen bewegen.

Biesta in de praktijk 02.jpg

Zo kwamen we erachter dat we in onze huidige lessen redelijk veel aandacht besteden aan kwalificatie: we richten onze veelal lessen in rondom de eisen die we aan een tekst stellen. Daarnaast leggen we veel verantwoordelijkheid bij de studenten: zij stellen hun eigen leerdoelen en zijn zelf verantwoordelijk voor het behalen daarvan (subjectificatie). Ten slotte staat in onze lessen taal als communicatiemiddel centraal, op school en op de werkvloer, en proberen we studenten te stimuleren van elkaar te leren (socialisatie). Toch beseften we met de flipover voor onze neus dat deze laatste twee domeinen ietwat ondergesneeuwd raken. We zouden meer stil willen staan bij het individu en de manier waarop hij zich verhoudt tot de maatschappij (burgerschap).

De volgende dag gaf ik mijn laatste les van dit studiejaar en ik besloot gelijk een rukje aan het roer te geven: zou het me lukken iets meer aandacht aan socialisatie te besteden? Studenten geven vaak aan moeite te hebben met het formuleren van argumenten, en daarom koos ik er dit keer voor om hen in groepjes te laten brainstormen. Het was inspirerend om te zien dat studenten vurig met elkaar in gesprek gingen. Ook stopten ze niet met nadenken wanneer ze twee argumenten opgeschreven hadden, maar verzamelden ze er juist meer: ze probeerden elkaar te overtuigen welk argument het meest overtuigend zou zijn voor de lezer. Voor mij was het een eye-opener om mijn studenten te horen denken, omdat ik hierdoor besefte dat zij zich er niet altijd bewust van zijn welke normen en waarden ze hanteren en dat deze niet vanzelfsprekend voor ieder ander gelden. Idealiter gaan ze hierdoor anders schrijven, zodra ze zich bewust worden van het feit dat iedereen op een andere manier naar de wereld kijkt.

Maar dat is een stap voor na de zomer. De spardag heeft ons op allerlei manieren geïnspireerd en heeft ons nieuwe inzichten gegeven waar we na de vakantie mee aan de slag gaan.

Lees ook de blog van Kim over deze spardag.